EXPO #21 - ZWIEFALL
Charl woont en werkt in een huis met hoge plafonds. Muren met gaten verraden waar iets heeft gehangen. Soms kopieert hij die, of hij verbindt ze, als waren het de sterren van een firmament. Bij hem is wonen werken, en werken wonen.
In het diepst van zijn gedachten is hij een grandioze schilder van niks. Hout, doek, verf. Vlekken en gaten. Een plankje. Niet-kleuren, zoals: wittig, zwartig, grijsblauwig, beige, hel-oranje. Foto’s, gezichten, plekken, momenten, dingen. Dit, en dit, plus dat: is dit iets? Of niks? Vraagt hij aan Uli. Zou het? Soms wacht er een jaar voor de beslissing valt. Die nooit finaal is. Iets kan morgen, of volgend jaar, weer niets dan materiaal, materie worden. En zo verder. Van hier naar daar. Van materie naar de ruimte. En terug.
In Charls werk speelt de foto een grote rol. Daar zitten heel wat afbeeldingen van menselijke figuren tussen. Soms zijn dat stille getuigen van een persoonlijke geschiedenis. Andere keren gaat het om foto’s die hij uit boeken of magazines knipt. Hij maakt grote, houten, ingenieus geconstrueerde vitrines. Van het exemplaar dat momenteel in de galerie staat, werd de maat ooit bepaald door de breedte van het bagagerek op de wagen. Zo’n kijkkast raakt in het atelier druk bevolkt met de laatst genoemde soort foto’s. Soms put hij uit die foto’s om boekjes te stofferen. Wat de A5-tekening is voor Ante, dat is het zelfgemaakte boek voor Charl. Persoonlijk getinte foto’s – niet zelden zijn het onooglijke, terloopse momentopnames – worden (soms sterk uitvergroot) op doek gedrukt. Deze wordt vervolgens op een ander doek gekleefd, waarna het geheel beschilderd wordt. Schilderen als een soort geheugenarbeid. Dit lijkt me, volkomen paradoxaal, eerst een zich toeëigenen van het fotografische beeld, om het vervolgens helemaal los te laten, de eindeloze
lege ruimte in.