Eric De Smet

Expo #23 - Nu nog de rest

Langwerpige, donkere sculpturen met grillige contouren hangen aan eeuwenoude wanden. Ze bestaan uit hardhout, waarvan de zwart geschroeide huid een gevoel van verlies of tekort lijkt uit te drukken of te bezweren. Het zijn, in de woorden van Eric De Smet (°1947), gestolde lijnen, vastgelegde ‘trajecten,’ of ‘sporen.’ De kabels maken integraal deel uit van het werk. In de rechtlijnigheid van het gespannen stuk kabel wordt de meetbare, fatale noodzaak zichtbaar waarmee massa’s elkaar aantrekken. Het traject van het loshangende stuk kabel wordt deels door grillig toeval, deels door diezelfde zwaartekracht bepaald. Deze sculpturen vonden hun oorsprong in een schets, op haar beurt gebaseerd op waarneming. De Smet verwoordt dat, in een interview van Hans Theys, als volgt: “Mijn werken zijn pogingen tot condensaties van bewegingen, die doorheen die condensatie betekenis krijgen. Je maakt veel onzin, veel ruis, maar hier en daar ontstaat iets dat je herkent en dat anderen vreemd genoeg ook herkennen.” Hij heeft de structuur of het concept losgelaten, om vanuit de leegte procesmatig, verlangend, op zoek te gaan naar een ritme, een schriftuur, waarop hij vervolgens kon voort bricoleren. Het resulterende lijnenspel verhardt zich nooit tot een duidelijk te omschrijven – laat staan te definiëren – vorm: deze is van een grilligheid die de kunstenaar “monsterlijk” noemt.

Er staat ook een sculptuur midden in de ruimte, fier rechtop. Al is dat laatste relatief: haar basis is vrij smal, het evenwicht wankel. De combinatie van het zwartgeblakerde oppervlak met de scherp geprononceerde contouren maakt dat deze, net als de wandsculpturen, even veel als een tekening, een ‘beeld,’ dan als een massief, materieel ‘ding’ functioneert. Ook de tweedimensionale werken hebben een ambigu karakter. Enerzijds lijken ze een uitgesproken gestueel karakter te hebben, waarin de directe handeling, alsook materie en textuur een belangrijke rol spelen. Anderzijds gaat het telkens om een inkjet print, een sterk uitvergrote, fotografische reproductie. Beide werken hebben, eveneens, iets ‘monsterlijks’ – in de zin van grillig, ongrijpbaar, onmenselijk.


Eric De Smet is ook dichter. Dé inspiratiebron is Paul Celan, die, in de context van de Tweede Wereldoorlog, de hopeloze absurditeit van het leven aan den lijve ondervond. Hij wist deze onoplosbare situatie te sublimeren tot een poëzie, een schoonheid, die in staat bleek om mensen te ontroeren.