Martine Laquiere

Expo #33 - Analyse van een verschijning (Het Landschap)

Martine Laquieres twee foto’s van de Côte d’Opale aan de voet van Cap Gris-Nez, vertonen een kleine onderlinge verschuiving qua invalshoek en perspectief. Met de indrukwekkende constellaties van rotsblokken op het strand, kan dit werk de fascinatie van Gustave Courbet voor rotskusten in herin- nering brengen. De materialist Courbet ver- leende de natuur – in de wijze waarop een rivier of een zee in zijn werk de steen sculpteert – vormgevende krachten. Om dit magistrale natuurgeweld sereen en krachtig in beelden te vatten, wachtte Laquiere met engelengeduld op de meest optimale lichtomstandigheden – waarvan het uiterst vluchtige karakter in die kleine verschuiving vervat zit.

Het ogenschijnlijk idyllische, magische beeld van een poel midden in een bos bedriegt. Deze print behoort tot een reeks van acht beelden, waarin Laquiere systematisch de acht op een lijn gelegen bomkraters uit de Tweede Wereld- oorlog in een bos nabij Boulogne fotografeerde.

Laquiere bracht een besneeuwde berghelling in Vals, Zwitserland, met een bepaald type potretlens in beeld. Deze gaf het onderwerp eerst op zijn kop weer. Wanneer het daagt dat de rechterhelft van de diptiek het op zijn kop gezette evenbeeld van haar linkse tegenhanger is, dan is het gevaar voor een plotse kortsluiting onder onze hersenpan niet geheel denkbeeldig.

Expo #23 - Nu nog de rest

Martine Laquiere combineert twee passies, fotografie en de geschiedenis van de conceptuele kunst, in een coherent fotografisch oeuvre. In 1968 kopieerde Ian Burn een blanco vel papier op een Xerox 720-apparaat, waarna hij de kopie opnieuw kopieerde. Deze handeling werd honderdmaal herhaald. De bladen, gebundeld tot een boek, worden gradueel zwarter door de toename van gekopieerde onzuiverheden. Veertig jaar later produceerde Laquiere een Remake van dit boek, op een Utax CD 1018, met een deels gelijkaardige en enigszins verschillende uitkomst. De fotoreeks Found Surrogates verwijst naar de ‘readymade,’ door André Breton gedefinieerd als “een gewoon voorwerp, opgewaardeerd tot een kunstwerk louter door de keuze van een kunstenaar.” Marcel Duchamp, die de allereerste readymade in 1913 realiseerde, selecteerde de voorwerpen op basis van “visuele onverschilligheid.” Hij beschouwde (goede of slechte) smaak als “de vijand van kunst.” De door Laquiere uitgekozen voorwerpen leunen bij elkaar aan qua vorm en afmetingen. Ze zijn op een strakke, cleane, objectiverende wijze gefotografeerd, voor een ‘neutrale’ witte achtergrond of ‘infini’ – enigszins vergelijkbaar met de ‘white cube’-architectuur van de kunstgalerie.

MOMAD toont, in eerste instantie, de betonstructuur van een bestaand gebouw, dat gestript werd tot op zijn ‘naakte’ skelet, alvorens een nieuwe ‘huid’ te krijgen. Hierin schuilt een verwijzing naar wat als de ‘essentie’ van moderne architectuur gold: haar schijnbaar ‘tijdloze,’ transparante skelet van beton of staal, ontdaan van elke decoratie. In tweede instantie vervoert de titel ons naar een fictieve wereld: een museum voor moderne kunst. Laquiere creëerde dit werk met een knipoog naar Martin Kippenberger, die een verlaten gebouw op het Griekse eiland Syros van 1992 tot ‘96 in zijn Momas-museum transformeerde. Reading Through Every Page of Joseph Kosuth’s “Purloined” verwijst naar de gelijknamige ‘roman’ van deze Amerikaanse protagonist van de conceptuele kunst. Laquiere zocht en vond acht genummerde exemplaren van dit kunstenaarsboek, waarvan de 120 respectievelijke bladzijden, elk gedrukt in een ander lettertype, afkomstig zijn uit even veel romans van even veel auteurs. Met behulp van de inherente wetmatigheden van de analoge fotografie trok Laquiere dit concept verder door. Van drie boeken fotografeerde ze, in één opname, met een ontzettend lange sluiter- of belichtingstijd, alle 120 bladzijden, die ze een voor een omsloeg. Het resulterende beeld omvat telkens het hele, onleesbare, ongrijpbare boek.