Jean-Marie Bytebier

Expo #30 - 10 jaar Emergent

Tot tweemaal toe stelde Frank Maes in Emergent een tentoonstelling samen met als titel Uitblinkend door afwezigheid. In beide tentoonstellingen speelde het werk van Jean-Marie Bytebier een belangrijke rol. De menselijke figuur blinkt inderdaad uit door afwezigheid in Bytebiers oeuvre. Zijn schilderijen worden veelal als landschappen gelezen. Toch tracht hij dit gegeven zo veel mogelijk weg te nemen. Hij vergroot onderdelen uit en hoe meer hij uitvergroot, hoe meer er verdwijnt van het originele beeld. Met een gereduceerd kleur- gebruik, veelal vale, sombere kleuren, en een economisch verfgebruik geeft hij details weer die uiteindelijk het hele schilderij inpalmen.

In de reeks A Postcard Picture Place, die Bytebier voor het eerst toont in 10 jaar Emergent, gaat de kunstenaar nog een stap verder. Hij fragmenteert het landschap. Het lijken kleine studies die hij presenteert als postkaarten. Door het volume van de drager krijgt het geheel boven- dien iets van een afscheurkalender. Hiermee verwijst de kunstenaar op ludieke wijze naar de decoratieve aard van het landschapsschilderij en zijn reproduceerbaarheid. Zo neemt hij ook weer afstand van de sterke traditie van de land- schapsschilderkunst.

Expo #11 - Uitblinkend door afwezigheid (2)

Jean-Marie Bytebiers werken worden veelal onmiddellijk als landschappen gelezen. En toch doet de kunstenaar keer op keer zijn uiterste best om zoveel mogelijk landschap weg te nemen. Hij wil immers het canon van de landschapsschilderkunst doorbreken door obstakels in zijn werk te brengen: hij draait het landschap om, krast erin, krabt het weg, verknipt het in verschillende onderdelen, verplaatst of verdubbelt de horizon. Met een gereduceerd kleurgebruik, veelal vale, sombere kleuren, en een economisch verfgebruik vergroot hij details uit. Maar hoe meer hij uitvergroot, hoe meer er verdwijnt. Hoe meer hij inzoomt, hoe verder hij van het gegeven verwijderd raakt. Aanvankelijk aanwezige motieven verdwijnen naar de zijkanten of details zoals struiken en bomen palmen het hele schilderij in. Maar de toeschouwer is hardnekkig, hij blijft in Bytebiers werken landschappen herkennen. Want zijn blik is dermate gedetermineerd door de sterke traditie van de landschapsschilderkunst.

De bijdrage van Jean-Marie Bytebier aan Uitblinkend door afwezigheid (2) kreeg de ondertitel AB.ad. mee. De aanzet voor deze presentatie was het gelijknamige boek, een samenwerking tussen de kunstenaar, Luc Derycke en MER. Paper Kunsthalle. In dit boek werd dertig jaar artistieke praktijk verzameld. Het betreft eerder een kunstenaarsboek, dan wel een monografie of catalogus.

Expo #3 - Uitblinkend door afwezigheid

Nooit vinden de schilderijen en tekeningen van Jean-Marie Bytebier hun oorsprong in de zintuiglijke waarneming. Nergens valt er een menselijke figuur te bespeuren. Het is geenszins zijn doel om verhalen of geschiedenissen te vertellen, zijn positie is eerder bevragend, als van een leerling-tovenaar: wat als ik nu eens…? Hij vervaardigt constructies, waarvan de uitgangspunten meestal eenvoudig zijn. Hij is een meester in het loslaten en houdt ervan als een werk een eigen leven begint te leiden. Het zijn vormen die wachten op een specifieke situatie – die plaats in die ruimte, met die lichtinval op dat specifieke moment, in samenspel met die andere kunstwerken en in de specifieke beleving van die individuele toeschouwer – om telkens opnieuw ingevuld te worden. Bytebier vraagt zich af hoe de wereld aan ons verschijnt. Hoe komt bijvoorbeeld een landschapservaring tot stand? Wat zien we dan eigenlijk? En, minstens even cruciaal, wat zien we over het hoofd, wat onttrekt zich aan onze blik? In zijn werken wil hij niets vertellen over deze kwesties – hij wil dat ‘tussenmoment’ of die ‘tussenruimte’ waarin het gebeurt, waarin een beeld verschijnt of verdwijnt, telkens opnieuw bij de toeschouwer uitlokken. Hij doet dat duidelijk met veel plezier en met de poot van een pur sang schilder, die de toeschouwer met een toets weet te verleiden, of in de val kan lokken. Niettemin vormt elk werk – ook voor de schilder zelf – de plaats van een onvervuld en onvervulbaar verlangen. Het ultieme landschap bevindt zich immers altijd aan de andere kant van het raam.